De vele sloten, grachten, vijvers, vennetjes en andere kleine oppervlaktewateren die Nederland rijk is, zijn meestal niet aangewezen als KRW-wateren. Dit noemen we de ‘overige wateren’. Deze wateren zijn vaak in eigendom van een waterschap, gemeente of terreinbeheerder. Ook hier moet de waterkwaliteit worden beschermd. De overige wateren mogen het bereiken van de KRW-doelen niet in de weg staan.
Het is ook logisch dat de waterkwaliteit in de overige wateren niet veel slechter kan zijn dan de KRW-wateren. Want deze wateren staan vaak in verbinding met elkaar.
Voor de overige wateren zijn de regels overigens minder streng dan voor de aangewezen KRW-wateren. Zo zijn er geen verplichtingen gesteld voor de wijze van monitoren en het opstellen van doelen en maatregelen. Het is aan waterschappen en provincies om hier afspraken over te maken.
Doelen en maatregelen
In ons waterbeheerprogramma 2022 – 2027 hebben we bepaald dat we voor alle overige wateren in ons gebied tenminste een basiskwaliteit nastreven. Dit houdt in: geen stank, niet troebel en geen vissterfte. Verder zijn we in 2021 gestart met een monitoringsprogramma.
In 2025 heeft ons algemeen bestuur besloten over een aanpak voor de bescherming van de overige wateren. In onze aanpak hanteren we een clustering:
– vennen (circa 300: circa 275 in Drenthe en circa 25 in de provincie Groningen);
– diepe plassen, veelal (voormalige) zandwinplassen (circa 40);
– ondiepe plassen en meren buiten de bebouwde kom (circa 60);
– stedelijke wateren;
– sloten en kleinere kanalen (circa 3000 kilometer).
Voor deze verschillende watertypen willen we doelen afleiden voor:
– de voedingsstoffen stikstof en fosfor (op basis van landelijke richtnormen);
– chloridegehaltes;
– doorzicht;
– één biologische groep (voornamelijk voor een waterplantendoel).
Voor verontreinigende stoffen gelden dezelfde Europese en landelijke normen als voor KRW-wateren.
Samen met de beide provincies willen we doelen opstellen voor de beeldkwaliteit en streefbeelden voor waterplanten voor ondiepe plassen, stedelijke wateren en sloten en kanalen. De provincies stellen deze doelen vast. Dit geldt ook voor de doelen voor stikstof en fosfor.
Verbetermaatregelen zullen we nemen door koppelkansen te benutten. Dus op het moment dat er ook andere maatregelen voor een overig water aan de orde zijn. Verder willen we al onze wateren tegen achteruitgang beschermen door in onze waterschapsverordening richtlijnen op te nemen voor activiteiten die mogelijk schadelijk zijn voor de waterkwaliteit.
Richting provincies, gemeenten en terreinbeheerders vestigen we de aandacht op de waterkwaliteit van de overige wateren, zodat ook in hun plannen en visies wordt ingegaan op bescherming en verbetering van de waterkwaliteit. Ook willen we samen met hen koppelkansen bepalen.